daar ben je, uitgeput van een nacht van huilen, opgerold op de bank, de vloer, aan de voet van het bed, waar je ook valt je valt huilend, half verbaasd over wat het lichaam in staat is, niet geloven dat je nog kunt huilen. En daar zijn ze, zijn sokken, zijn shirt, je ondergoed en je winterhandschoenen, allemaal in een losse stapel naast de badkamerdeur, en je valt weer naar beneden. Ooit, jaren vanaf nu, zullen de dingen anders zijn, het huis schoon voor een keer, alles op zijn plaats, ramen glanzen, zon komt nu gemakkelijk binnen, glijdend over de hoge glans van was op de houten vloer. Je Pelt een sinaasappel of kijkt naar een vogel die van de rand van het dak naast de deur springt, en merkt hoe, voor een ogenblik, zijn lichaam wordt gestopt in de lucht, slechts een moment voordat het verzamelen van de wil om te vliegen in de kemphaan bij zijn vleugels en dan doen: vliegen. Je zult lezen, en voor een moment zal er een woord zijn dat je niet begrijpt, een eenvoudig woord zoals nu of wat of is en je zult erover nadenken als een kind dat taal ontdekt. Is dat je steeds weer zegt totdat het zin begint te krijgen, en dat is wanneer je het voor het eerst hardop zegt: hij is dood. Hij komt niet terug. En het zal de eerste keer zijn dat je het gelooft.